Een arts, een patiënt en een tolk
Ik neem een slok uit een geribbeld plastic bekertje. Automatenkoffie. Ik kijk om me heen en zie dat de meeste mensen in de wachtkamer hun winterjas nog aan hebben.
Alleen een naam
Het gebouw is koud en kil. Als ik door het meubilair in de wachtkamer nog zou twijfelen of dit een overheidsinstelling is, dan is een slok koffie genoeg om het zeker te weten. Druk is het niet. Verderop bij het raam zit een man in bouwvakkerstenue stoïcijns voor zich uit te kijken. Naast hem bladert een mevrouw verveeld in een gedateerde editie van het magazine Landleven. Ik weet niet voor wie ik kom tolken. Van het bemiddelingsbureau heb ik alleen een naam gekregen. En een geboortedatum.
De naam doet mij vermoeden dat het om een ‘vrouwelijke vijftiger van niet-Nederlandse komaf’ gaat. De klapdeuren in de wachtkamer gaan open. Een man en drie vrouwen komen binnen. Hoofddoeken, lange jassen en veel keelklanken. Een van de vrouwen blijkt doof. We maken kennis. Ze heeft haar man meegenomen, maar ook haar zus en haar moeder, die een aantal weken bij haar op bezoek zijn. De dove vrouw maakt gebaren. Haar man spreekt Nederlands. Moeder en zus spreken ook. Het klinkt niet als Nederlands.
De arts lijkt onverbiddelijk
Nogmaals zwaaien de deuren open. Een lange, stevige man met een vaag kapsel kijkt de wachtkamer in en roept een naam. Dit moet de arts zijn. Ik tolk de naam die hij roept. De hele familie staat op. Ik wil achter de familie aan lopen, omdat ik verwacht dat de arts hen voor gaat naar zijn spreekkamer. De arts blijft echter in de deuropening staan, terwijl hij de klapdeuren met zijn beide armen openhoudt. Hij lijkt met zijn houding te communiceren dat hij er niet van gediend is dat iemand hem zomaar passeert.
Hij begint te praten: “Er mogen twee mensen mee naar binnen, meer niet.” Snel ga ik naast de arts staan en ik tolk wat hij zegt. “Ik ben tolk”, zeg ik ondertussen tegen hem. “Dan is het duidelijk,” zegt hij, terwijl hij aanstalten maakt om zich om te draaien. “Mevrouw zegt dat ze dan haar zus meeneemt”, tolk ik. “U gaat toch mee?”, vraagt de arts tegen mij, uit de hoogte en met opgetrokken wenkbrauwen. Ik probeer hem uit te leggen dat ik geen deel uitmaak van de familie en dat ik ‘alleen maar’ tolk. De arts lijkt onverbiddelijk. “De cliënt en de tolk, dat zijn twee mensen. Meer niet.” Ik tolk. De vrouw maakt haar familie duidelijk dat het in Nederland nu eenmaal anders werkt. Ze wenkt me en samen lopen we achter de arts aan.
Lomperik
Wanneer wij over de drempel van zijn spreekkamer stappen, zit de arts al met zijn gezicht naar zijn beeldscherm gekeerd. Ik krijg de indruk dat hij snel een routineklus wil klaren. Mevrouw gaat zitten op een van de twee lege kunststof stoelen die tegenover het bureau van de arts staan. Ik blijf staan. De irritatie die ik in m’n lijf voel, vanwege het gedrag van de arts in de wachtkamer, maakt me alert. “Kunt u het raam dichtdoen?” vraag ik, terwijl ik nog steeds naast zijn bureau sta. Hij typt iets. Ik heb het niet koud, maar ik wil mezelf zichtbaar maken. Hoorbaar. “Het raam. Dicht graag.” zeg ik stelliger. Hij kijkt wat verdwaasd naar me op en doet vervolgens het raam dicht. Ik neem me ter plekke voor om niet te gaan zitten totdat ik het idee krijg dat deze lomperik me ziet. Écht ziet.
Irritatie als brandstof
Terwijl hij het raam dicht doet, waarvoor hij moet gaan staan, pak ik een kruk met wieltjes bij de onderzoekstafel vandaan. Ik rijd de kruk naast de stoel van de arts. Hij heeft het raam dicht gedaan en is nog niet gaan zitten. We staan tegenover elkaar. Op een meter afstand. Hij kijkt naar mij en ik kijk naar hem. Weloverwogen en vasthoudend. Ik voel spanning in m’n lijf. Ik positioneer me op een manier die me niet gemakkelijk afgaat. Gelukkig werkt mijn irritatie als brandstof om mezelf neer te zetten.
Ik zeg, terwijl ik hem blijf aankijken: “Ik kom naast u zitten, zodat mevrouw u goed kan volgen.” In zijn blik meen ik even verbazing te ontdekken, maar daarna voel ik écht contact. Een dikke seconde. Kloenk. Verbinding. Daar was het mij om te doen. Hij heeft begrepen dat er ménsen in zijn spreekkamer zijn. Wel twee. Ik schuif de kruk op wieltjes naast de stoel van de arts. Ik ga zitten en haal zo ongemerkt mogelijk diep adem. Ik begin te tolken. Mijn doel is behaald: de arts heeft zijn patiënt in beeld.
Training ‘Tolk jij introvert of extrovert?’
Jouw introverte of extroverte gedrag als tolk kan functioneel zijn in een tolksetting. Maar wat nou als blijkt dat de situatie vraagt om ander gedrag dan je gewend bent? Ik heb geleerd dat gedrag dat voor mij onnatuurlijk is, de tolksetting positief kan beïnvloeden.
Wil jij ook leren hoe je gedrag in kunt zetten dat anders is dan wat je gewend bent, maar wél passend inzet in de tolksituatie? Dan is de training ‘Tolk jij introvert of extrovert’ iets voor jou.